'Daar lag tegen een duin, vlakbij de kust
een vrouw, groot als een godenbeeld,
maar gaaf, het was een beeld van rust.
Zij lag bewegingloos, haar ogen stonden open
en wat geruis leek van de zee of van de wind
bleek fluisteren te zijn, waarnaar zij scheen te luisteren.
O laat mij vrij, fluisterde zij naar boven,
o laat mij vrij, desnoods om kwaad te doen.
Laat mij luid spreken, ook al zou ik liegen,
geef mij te eten, drinken, ook al zou ik spugen,
liefhebben, zelfs al zou ik ontrouw zijn.
Ik vast te lang en haat de geur der heiligheid,
ik ben op slot en haat de veiligheid.
Ik lig als Gulliver gebonden
door duizend levende, niet zichtbare en taaie draden.
(....)'
Uit M.Vasalis, Vergezichten en Gezichten, 'Fragmenten, III)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten